‘Lezen is je onvoorwaardelijk overgeven aan de veelheid der dingen, de eigen empathie zo ver mogelijk oprekken. Tegelijkertijd scharmaai je met de bijl en incasseer je een schedelsplijtende houw.’
Zo ongeveer sprak het personage van een schrijver ooit in een boek van een andere schrijver. In Stemvork vertolken Jan Lauwereyns en Arnoud van Adrichem de dubbelrol van dader en slachtoffer, zondaar en heilige, moordenaar en vermoorde. De tongen splitsen zich, schizoïde connotaties kronkelen, en de lezer die ook een schrijver is, geeft zich over aan ‘een erotische kwelling, een zwoele buikdans,’ of ‘de tergende staat van insomnia waarin wij, hedendaagsen, leven.’
De kiemcel was een geval van overmacht. Enkele jaren geleden werd de zoon van Lauwereyns drie weken te vroeg geboren. In sublieme tijdnood vroeg de nieuwe vader aan Van Adrichem, die hem de schrijfopdracht had verstrekt, om het halve essay heel te maken. Het resultaat vroeg om meer, veel meer. Spoedig volgden er essays over spiegels en papegaaien, en ook duogedichten en vertalingen van recente, briljante, maar in ons taalgebied nauwelijks bekende poëzie van onder anderen Kiwao Nomura, Ron Silliman en Shoichiro Iwakiri. Het concept ‘stemvork’ drong zich op – het spelenderwijs afstemmen, het dialogisch harmoniëren. De beweging werd ook retrospectief toegepast; stukken van vóór de samenwerkingsperiode werden radicaal ‘vervorkt,’ de stem van de ene werkte zich in die van de andere, een transformatie van ik naar wij.
In Stemvork brengen Lauwereyns en Van Adrichem alle teksten samen in drie thematisch corresponderende delen: ‘Dierlijk, hallucinerend’, ‘Goddelijk, nietszeggend’ en ‘Menselijk, vertekenend’. De essays vertrekken steeds vanuit een liedje en een film die het dichterlijke associatievermogen een prikje geven en aanzetten tot lange en korte overpeinzingen over melancholie, voetnoten, haute couture, roesmiddelen, dromen, sprekende of bijtende slangen, bonenstaken, et cetera. Hoe heterogeen deze onderwerpskeuze ook lijkt, uiteindelijk komt Stemvork telkens terug op de vraag hoe wij de werkelijkheid waarnemen en proberen te benaderen, of vorm te geven, in de kunst, de wetenschap en de filosofie. Wat heet: ‘We willen enkele lettertjes tokkelen over het nirwana van het perfecte antwoord, over het snuifje oneindigheid dat we soms, hoe vluchtig ook, ervaren tijdens de lucide momenten waarop we menen alles te begrijpen.’
Paperback | 362 blz. | ISBN 9879086840595 | 2010